Alain Finkielkraut – Een intelligent hart

  • -

Alain Finkielkraut – Een intelligent hart

EEN INTELLIGENT HART-COVER

Taal: Nederlands
Vertaald uit het Frans
Vertaald door: Frans de Haan
Oorspronkelijke titel: Un Coeur Intelligent
Uitg. Atlas-Contact, september 2010
ISBN 978 90 254 3465 6

“hoe romans je helpen in het leven”
Alian Finkielkraut

ALAIN FINKIELKRAUT over SEBASTIAN HAFFNER

In zijn boek ‘Een intelligent hart’ bespreekt de Franse filosoof Alain Finkielkraut een aantal boeken, die voor hem van grote waarde zijn, nadat, zoals hij schrijft, de twintigste eeuw de verwoesting heeft laten zien ‘van de bureaucraten, dat wil zeggen van een louter functionele intelligentie, en van de bezetenen, dat wil zeggen van een binaire, abstracte sentimentaliteit die volstrekt onverschillig is voor de specificiteit en de kwetsbaarheid van het lot van de individuen.’ De titel van het boek is ontleend aan het gebed van koning Salomo waarin hij de Eeuwige om een intelligent hart smeekte. Na het debacle van religieuze en politieke ideologieën meent Finkielkraut dat misschien literatuur nog in staat zal blijken te zijn de mens een intelligent hart te geven.

Het boek ‘Het verhaal van een Duitser’, geschreven door Sebastian Haffner is pas in 1999 na diens dood op tweeënnegentigjarige leeftijd gepubliceerd, hoewel hij er in 1939 al aan begonnen was. Hij woonde toen als Raimund Pretzel in Cambridge waarheen hij in ballingschap was gegaan. Toen Engeland en Frankrijk Duitsland de oorlog verklaarden, onderbrak hij zijn notities om een strijdbaarder boek te schrijven (Germany, Jekyll and Hyde) omdat de tijd te ernstig was voor ‘persoonlijke herinneringen’.
Haffner begint zijn overpeinzingen met te stellen dat het een verslag zal worden van een zeer ongelijk duel tussen een buitengewoon machtige en sterke staat en een klein, anoniem onbekend individu. Finkielkraut stelt hier tegenover dat de term duel niet goed gekozen is, omdat er van een rechtstreekse confrontatie tussen de Goliath van de Duitse staat en de kleine David in de persoon van Haffner geen sprake is. Die staat is namelijk niet slechts een tegenstander, het is een alomvattend iets en de eenling die door die staat verwrongen raakt heeft niemand of iets waartegen hij zijn verweer kan richten.
In 1933 toen Hitler aan de macht kwam was Haffner 26 jaar en was als stagiair-referendaris werkzaam bij het Hooggerechtshof van Pruisen. De rustige arbeid in dat rustige gebouw wordt op een dag verstoord doordat iemand schreeuwt: ‘Die smijten de Joden eruit.’ Twee of drie personen proesten het uit en als het bericht door een suppoost bevestigd wordt, lachen ze nogmaals. Referendarissen, intellectuelen, hoogopgeleiden! Haffner herinnert zich hoe een molenaar 150 jaar daarvoor de claim van Frederik de Grote op zijn land durfde te weerstaan en door de rechters in die tijd in het

gelijk werd gesteld. In 1933 is er geen rechter meer die het voor welk individu tegenover de macht van de staat zal opnemen, beseft hij.

Haffner stelt dat het een mythe is dat Hitler langs democratische weg aan de macht gekomen is. Door de straatterreur waren de Duitsers bang en machteloos gemaakt, maar dat leverde bij de verkiezingen toch geen meerderheid voor de NSDAP op. De partij kreeg 44% van de stemmen en had in het parlement dat op 5 maart bij elkaar kwam geen meerderheid. Uit protest bleven op 6 maart de oppositiepartijen thuis – en hielpen op die manier de NSDAP aan de macht. Het Dritte Reich is voortgekomen uit het verraad van zijn tegenstanders, stelt Haffner. Zowel de leiders van links als van rechts die tegen Hitler waren, lieten het afweten. ‘Van hun leiders beroofd en ontredderd hebben honderdduizenden mensen toen de beweging gevolgd en zich bij Hitler aangesloten’.

Het is opmerkelijk als Haffner de Duitsers van 1939 kenmerkt door ‘de volledige afwezigheid van wat men zowel bij een volk als bij een mens “ras” noemt, dus een harde, door inspanning van buitenaf niet kapot te krijgen kern, een bepaald zuiver weerstandsvermogen, een heel diep verscholen, pas als het erop aankomt inzetbare reserve aan fierheid, karakter, zelfverzekerdheid, waardigheid.’
Haffner hanteert het oude begrip ‘ras’, dat je ook eenvoudiger zou kunnen omschrijven als: uit het goede hout gesneden zijn, in staat zijn zijn rug recht te houden of adeldom verplicht. In het Derde Rijk werd ‘ras’ een functionele, biologische term. Voor dit begrip ‘ras’ hoefde men zich niet in te spannen zoals bij het oude begrip, waar karaktersterkte het hoofdbestanddeel was. In Hitlers opvatting stelt ‘ras’ nu juist géén eisen meer, het is geen verplichting meer, maar een attribuut, een kenmerk waarmee je geboren bent. Degenen die tot het Herrenvolk behoorden werden ontslagen van elke adeldom of moreel geweten.

Haffner hecht veel waarde aan wat de crisis van 1923 voor het Duitse volk betekend heeft. De financiële crisis sleepte in zijn duizelingwekkende val de kaders en de hiërarchieën van de beschaving met zich mee. Jonge, behendige mensen werden er het minst door getroffen, de crisis bood hun zelfs kansen. ‘Een hele generatie had geleerd – of meende geleerd te hebben – dat je zonder ballast kon leven.’ Tien jaar later bood de geschiedenis opnieuw een kans aan de jonge mens; de meeste hooggeplaatste nazi’s waren nog geen dertig, op Goering na. ‘Ze zagen zichzelf als de voorhoede van het “jonge Volk” en keken neer op de meer ervaren en sceptische oudere generaties, die ze als “kerkhofbegroeiing” bestempelden. Voor de nieuwe generatie waren de aan regels en principes gehechte ambtenaren van de oude stempel “ouwe lullen”.

Haffners vader was in 1939 al gepensioneerd. Op een dag kreeg hij een vragenlijst in te vullen; weigerde hij dan zou hij zijn pensioen niet meer ontvangen. Na dagenlange neerslachtigheid vulde hij de lijst uiteindelijk toch in, maar zijn verzet tegen de dwang uitte zich vanaf die dag in allerhande lichamelijke kwalen waaraan hij twee jaar later overleed.
Haffner zelf had op zijn werk de vraag of hij een Ariër was met ‘ja’ beantwoord, zo overrompeld was hij op dat moment. Het zat hem toch niet lekker, want op deze manier was hij eigenlijk al begonnen het spel mee te spelen terwijl hij dat helemaal niet wilde. Maar als enkeling maak je geen enkele kans tegenover de staatsmacht en op den duur kan een individu het innerlijk verzet moeilijk meer volhouden. Toch weet Haffner aan de totale overgave te ontkomen, ook al heeft hij dan al zeer indringend met de positieve kant van tot de massa te behoren kennis gemaakt. Als sluitstuk op zijn studie moet hij namelijk deelnemen aan een opleiding in een kamp. Hij vreest voor het uniform, voor de indoctrinatie, maar daar blijkt uiteindelijk het gevaar niet in te schuilen. Die zit in de kameraadschap die opbloeit. ‘Het geeft ten slotte een gelukkig gevoel je te ontdoen van het keurslijf van conventies en goede manieren door “Scheisse” te zeggen om je afkeuring kenbaar te maken of “Gegroet, stelletje zakken!” bij wijze van vriendschappelijke verwensing.’ Haffner dreigt in de modderpoel van de hilarische broederschap ten onder te gaan, want de kameraadschap legt beslag op alle facetten van het leven, er is geen ontkomen aan. ‘Je schaamt je nergens meer over, behalve over de schaamte die je zou kunnen ervaren als je je niet zoals iedereen laat gaan en niet de rechte weg volgt als je bevel krijgt barbaars te zijn. Je krijgt de vrije teugel en tegelijkertijd sta je onder druk, ben je losbandig en volgzaam, bevrijd van het juk van de moraliteit en geketend aan een nieuwe sociale norm.’ Tegelijk met de kuddegeest kreeg de levenskracht de ruimte en deze onrustbarende mengeling heeft de Duitse jeugd ingekapseld in de Hitleriaanse catastrofe, meer dan dat de indoctrinatie hen heeft ingelijfd in het systeem. Gelukkig zag Haffner na deze kampperiode in wat er daar met hem was gebeurd. Toen kon hij afstand nemen en tot ballingschap besluiten.
Finkielkraut beëindigt zijn bespreking van Haffners boek met erop te wijzen dat velen op welke wijze dan ook met de verleiding van de verkameraadschappeling te maken krijgen of hebben gekregen. Dit ingrediënt van het succes van de nazi’s is nog steeds aanwezig, hoe het zich ook presenteert.

Finkielkraut bespreekt nog acht andere boeken, waaronder ‘Alles stroomt’ van Vasili Grossman, ‘De grap’ van Milan Kundera en ‘De eerste man’ van Albert Camus. Hij schrijft niet eenvoudig, maar zijn redeneringen graven zeer diep en richten zich op elementen in de verhalen die tipjes van de sluier optillen die het menselijk leven als verschijnsel bedekt.

ALAIN FINKIELKRAUT-FOTO
Alain Finkielkraut

 

 

 

 

 

 

 

Boek_kaft_Sebastiaan_Haffner

 

 

 

 

 

 

 

 

Wie geïnteresseerd is in het boek van Haffner, moet wel een uitgave van 2002 of later lezen. In eerdere uitgaven ontbreken de hoofdstukken 35 tot en met 40 waarin is beschreven hoe het toeging in het kamp waar de referendarissen voor hun afsluitend examen naar toe werden gestuurd. Compleet en niet duur zijn de uitgaven van Deutscher Taschenbuch Verlag (laatste druk 2009) en van Rainbow pockets (laatste druk 2010).

Lees meer en discussieer mee op ons forum.


ARCHIEF

ZOEKEN

EnglishGermanFrenchDutch