Het Rondom Tien-effect

Het was een historische gebeurtenis voor alle kinderen van ‘foute’ ouders in Nederland. Een lotgenoot, Corry van Dijk, verscheen op televisie. Zomaar, open en bloot, met naam en toenaam. Dat was nog nooit vertoond. In het praatprogramma Rondom Tien van de NCRV vertelde zij over het ‘foute’ verleden van haar ouders en de last die zij daar zelf van ondervond. Een zoon van een oud-verzetsman, die ook aan de discussie deelnam, vierde zijn frustratie bot op Corry. Heel Nederland kon zien met welke vooroordelen en ongefundeerde agressie kinderen van ‘foute’ ouders dikwijls, in verschillende vormen, te maken hadden.

De uitzending betekende een belangrijke stap in de richting van maatschappelijke erkenning. Zeven jaar eerder was de Werkgroep Herkenning opgericht. Deze zelfhulporganisatie dreef aanvankelijk louter op vrijwilligers, want op subsidie hoefde niet te worden gerekend. Het was voor de bestuursleden jarenlang vrijwel onmogelijk een afspraak te maken op het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Als ze bij hoge uitzondering wel werden ontvangen, dan nooit door het directoraat Oorlogsgetroffenen, maar door Maatschappelijk Werk.

Halverwege de jaren negentig tekende zich een voorzichtige kentering af in de manier waarop de overheid tegen kinderen van ‘foute’ ouders aankeek. In haar kersttoespraak van 1994 zei koningin Beatrix: ‘Het scherpe beeld van “goed” en “fout”, dat nu zo dikwijls ons oordeel van de oorlog bepaalt, berust op wijsheid achteraf. Sommigen kozen totaal verkeerd; na vijftig jaar dragen de volgende generaties daarvan nog de littekens.’

Herkenning kreeg per 1 januari 1995 voor het eerst rijkssubsidie toegekend. Een aantal organisaties van vervolgden en verzetsdeelnemers protesteerde. Ook enkele columnisten spraken er schande van. De Telegraaf schreef dat ‘de subsidie gebruikt gaat worden ter versterking van de eenheid onder de kinderen van oud-NSB’ers’.

Na een aantal interviews met kinderen van foute ouders op televisie, voor de radio en in kranten en tijdschriften is het bestaan van kinderen van ‘foute’ ouders langzaam tot de meeste Nederlanders doorgedrongen. Ook de ‘coming-out’ van Sytze van der Zee, oud-hoofdredacteur van Het Parool, in zijn boek Potgieterlaan 7 uit 1997, heeft daaraan bijgedragen. Het wachten is nu op de ‘grote’ geschiedschrijving.

Waarom moet die er komen? Omdat een samenleving zich bewust zou moeten zijn van de manier waarop ze reageert op ‘verraders’. De manier waarop Nederland de afgelopen 55 jaar is omgegaan met ‘foute Nederlanders’en hun kinderen zegt veel over het naoorlogse Nederland en de sporen die de oorlog daarin heeft achtergelaten. Een historisch onderzoek zou zich dan ook niet moeten beperken tot het uitzoeken en erkennen van het leed dat de kinderen van ‘foute’ ouders hebben ondergaan, maar zich moeten afvragen waarom het de Nederlanders niet lukte om de gevraagde barmhartigheid te betrachten, juist tegenover kinderen. Wat maakte dat Nederland de ogen sloot voor hun problemen? Waarom bijvoorbeeld kon pas in 1995 geld worden vrijgemaakt om deze kinderen te helpen? Welke politieke en sociale keuzes en mechanismes zijn voor die tijd aan het werk geweest? Wellicht is vijftig jaar gewoon de termijn die ervoor staat om de wonden van de oorlog enigszins te helen. Toch zal dit onderzocht moeten worden, al is het maar om niet ook een derde of een vierde generatie te beschadigen

Door: Bas Kromhout
Bron: Historisch Nieuwsblad


ARCHIEF

ZOEKEN

EnglishGermanFrenchDutch