Charlotte Berghaeghe – De Vlucht van de Witte Ballonnen – Opgroeien met oorlogstrauma

  • -

Charlotte Berghaeghe – De Vlucht van de Witte Ballonnen – Opgroeien met oorlogstrauma

FOTO BOEKAuteur: Charlotte Berghaeghe

Gebonden boek
Pagina’s : 182
Uitgegeven bij PELCKMANS NV
isbn : 9789028974050

De Vlaamse psychologe die zich met een schuilnaam Charlotte Berghaeghe noemt, werd in 1940 geboren. Haar boek De vlucht van de witte ballonnen. Opgroeien met oorlogstrauma’s verhaalt hoe haar vader, de flamingant en succesvolle ingenieur Nand Berghaeghe (1910-99) hard getroffen wordt door de repressie, weer rechtkrabbelt, maar na een opnieuw geslaagde loopbaan meer en meer een verbitterd man wordt die door zijn verstikkend gedrag zijn echtgenote Louise (1908-74) de zelfmoord in drijft. Volgens het voorwoord van Ludo Abicht was deze generatie Vlamingen ‘op geen enkele manier verantwoordelijk voor wat er vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog gebeurd was’, maar werd er wel ‘onvermijdelijk en traumatisch door getroffen’. Hij noemt het relaas een ‘pijnlijk eerlijk verslag van en persoonlijke verwerking van een verleden’, een individuele ‘voyage au bout de la nuit’ (blz.8).

Ir. Berghaeghe vervoegt het Vlaams-Nationaal Verbond van bij de oprichting in 1933. In zijn dorp Kortemark is hij VNV-afdelingsvoorzitter in 1941-43, tot hij uit onvrede met de partijlijn zijn ontslag geeft. In 1943-44 is hij nog afdelingsvoorzitter van Winterhulp, ook al een vorm van collaboratie. Na de oorlog gaat hij zich aangeven. Dezelfde dag nog wordt zijn huis geplunderd. Zijn vader, wiens huis het eigenlijk is en die er ook woont, was belgicist, maar de ‘schuld’ van de zoon is zodanig dat zij bestraft moet worden. Hier speelt ook een typisch verschijnsel van de straatrepressie: een notabele verdoezelt zijn eigen collaboratieverleden door wraakoefeningen tegen de ‘zwarten’ te organiseren. Moeder Louise en haar twee dochters Charlotte en Lutgarde zijn op dat ogenblik bij grootmoeder, en zullen er blijven tot een tijdje na vaders gevangenschap. Want inderdaad, de ingenieur van hoge komaf gaat zich aangeven en wordt prompt in hechtenis genomen en mishandeld. Hij wordt uiteindelijk, met als enige standhoudende beschuldiging zijn VNV-functie, tot een korte gevangenisstraf en een hoge boete veroordeeld, plus ontzetting uit de burgerrechten.

Wat hem nog het diepst trof, was de gevangenismoord op een vriend van hem. De schuldige werd niet vervolgd en zeker niet gestraft, want hij werd beschermd door de Belgische amnestiewet voor repressiefeiten. Daar was de Belgische overheid onmiskenbaar schuldig, en de toch al zwakke verontschuldiging van de heftige bevrijdingsemoties geldt hier beslist niet: een wet komt er pas wanneer een meerderheid van welgedane parlementsleden er in hun pluche voor gestemd hebben.

Spoedig na zijn vrijlating verhuist het gezin naar het Antwerpse, waar haar vader verrassend snel heel goed boert. Dat is dan zijn wraak op België. Het hoogtepunt van zijn loopbaan wordt zijn centrale rol in het ontwerpen van de nieuwe IJzertoren. Van dan af krijgen we een typische opgroeiroman met een autoritaire vader bezield door sterke overtuigingen. De kinderen en later de kleinkinderen zijn gewend aan een welgesteld leven zonder dramatische gebeurtenissen en komen allemaal goed terecht. Vele mensen hebben bv. een gehandicapt kind met alle zorgen van dien, toch ook een ‘trauma’, en dat wordt deze familie bespaard. Wat wel gebeurt is dat het gewicht van de tirannieke vader na het vertrek van de volwassen dochters ten volle op zijn vrouw terecht komt. Zij kwijnt weg, wordt opgenomen en pleegt uiteindelijk zelfmoord.

Als psychologe ziet de schrijfster allerlei gedrags- en motivatiepatronen die anderen zouden ontgaan. Omgekeerd heeft zij weinig oog voor de politieke relevantie van haar relaas. Hoe is zij zelf vanuit deze ervaringen over de Vlaamse kwestie gaan denken – of vanuit een ander standpunt: het Belgische probleem? Dat apolitieke is zeer welgevallig aan wie de status-quo verkiest, en is dus evengoed een partijkeuze.

Het nawoord is van Luc Huyse, de socioloog wiens bevindingen door politici graag samengebald worden als: ‘Het anti-Vlaamse karakter van de Belgische repressie is een mythe’. Dat is misschien niet wat hij zegt – wetenschappers worden zelden correct in one-liners gevat – maar wel het standpunt waarmee hij door De Morgen en dergelijke vereenzelvigd wordt. Het is niet onmogelijk dat het om zijn status en belgicistische reputatie is dat hij hier opgevoerd wordt. Hij laat zich echter niet voor de belgicistische kar spannen, en beledigt dus niet de nagedachtenis van een man die aan den lijve ondervond dat het anti-Vlaams en onrechtvaardig karakter van de repressie helemaal geen mythe was.

Hij relativeert wel, en terecht, de politieke betekenis van het norse gedrag van de ouder wordende Nand Berghaeghe: ‘Toch zitten er in De vlucht van de witte ballonnen ook aanwijzingen dat het karakter van de vader een belangrijk deel van de vlucht in de verbittering kan verklaren’ (blz.177). Ook diens negatieve houding tegenover de toekomstkeuze van zijn kleinkinderen kwam in andere dan repressiekringen evengoed voor, en tirannieke huisvaders zijn er altijd en overal geweest. De discussie zal dus gaan over de vraag of de psychologe al te veel in de inwerking van de repressiegebeurtenissen gelezen heeft.

Charlotte Berghaeghe: De vlucht van de witte ballonnen. Opgroeien met oorlogstrauma’s, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen 2013.

Lees meer en discussieer mee op ons forum.

RECENSIE:

In dit boek vertelt Charlotte over haar familiegeschiedenis, die getekend is door zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog. Ze plaatst de familieverhalen in het kader van de ‘grote’ geschiedenis en laat zien hoe de onverwerkte ervaringen hun familieleven beïnvloedden.

Ludo Abicht zegt in zijn voorwoord over de slachtoffers van de naoorlogse repressie – waaronder Charlottes vader – dat ze ‘hardnekkig en verbitterd zwegen, maar juist daardoor wellicht luider en scherper praatten dan ze
beseften of wilden. Over een dergelijke oorverdovende en daardoor destructieve stilte gaat dit boek. Over een generatie die op geen enkele manier verantwoordelijk was voor wat er vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog
gebeurd was, maar er onvermijdelijk en traumatisch door getroffen werd.[..] Zou het niet ontzettend nuttig en heilzaam zijn als morgen kinderen in heel Vlaanderen zowel het dagboek van Anne Frank als dit verhaal over de littekens
van de repressie zouden lezen en in alle openheid in de klas bespreken?’

Voor de buitenwacht was Charlottes vader ‘een genereuze en trouwe vriend, een erudiete en begeesterde gids’, zo beschrijft de auteur hem. ‘Voor wie onder hetzelfde dak woonden, mijn moeder, mijn zus en ikzelf was hij echter een harde, norse man met wie het moeilijk samenleven was. Pappa was zwaar getraumatiseerd geweest door de naoorlogse repressie, maar hij sprak daar niet over. Zijn opgekropte verbittering reageerde hij af op zijn vrouw, zijn twee dochters en later ook op zijn kleinkinderen’. Na zijn overlijden vond ze documenten, geordend en geklasseerd, met behulp waarvan ze zijn levensverhaal en dat van haar moeder kon reconstrueren. Daardoor kon ze
begrijpen hoe zwijgen trauma’s doet overgaan naar de volgende generatie(s); het hielp haar om afstand te nemen en met mildere ogen naar het verleden te kijken.

Charlottes grootvader van moederskant was vlak na het begin van de Eerste Wereldoorlog als soldaat omgekomen, heel lang was zijn graf zelfs onbekend. Zijn jonge vrouw bleef met drie kleine kinderen achter. De eerste tijd moest ze zich staande zien te houden te midden van sterke depressieve gevoelens, maar ze wist de crisis te boven te komen en bleek een heel sterke vrouw te zijn, die later ook een steun kon zijn voor haar oudste dochter Louise, Charlottes moeder. Deze had als oudste kind haar moeders verdriet aangevoeld en meegedragen, maar was zo niet toegekomen aan haar eigen kinderverdriet om een vader die niet meer thuis kwam. Rond haar hing altijd een sfeer van melancholie, soms meer, soms minder.

De vader van Charlotte had gestudeerd en had een goede baan, die hij in de crisistijd echter kwijtraakte. Hij kreeg werk bij het VNV, het Vlaamsch Nationaal Verbond dat in 1933 was opgericht. Het was een rechts-radicale beweging, die de emancipatie van Vlaanderen voorstond. Nog vlak voor de oorlog verklaarde de leider dat het verbond zich tegen de Duitsers zou verzetten, maar toen België eenmaal bezet was, schoof de organisatie steeds verder op naar collaboratie. In september 1944 werd België bevrijd en de ‘zwarten’ werden opgepakt. Hoewel Charlottes vader zich in 1943 had afgewend van de partij
omdat hij zich niet meer kon verenigen met de richting die de leiding insloeg, werd hij door de buitenwacht toch als collaborateur gezien. In het interneringskamp heerste een zeer streng regime. De geïnterneerden werden vernederd en beschimpt. Er hebben ook geweldplegingen plaatsgevonden, die Charlotte in het boek niet durfde of kon beschrijven omdat ze er nog steeds
heel hevig door geëmotioneerd raakt. Haar vader was er getuige van hoe een maat door een bewaker vermoord werd. Het huis van zijn vader werd geplunderd, hoewel deze het totaal oneens was geweest met de politieke keuze van zijn
zoon.

De repressie varieerde per dorp of streek, in de bestuurlijke chaos na het einde van de oorlog konden burgers hun gram halen, en vaak op ontoelaatbare wijze. In een met name genoemd dorp verbood de burgemeester bij voorbaat elke plundering en de burgers hebben zich daar ook koest gehouden. Maar elders kregen ze de vrije teugel. Grootvader gaf de autoriteiten een lijst van meubels en voorwerpen die uit zijn huis waren ontvreemd, en ook een lijstje met namen van degenen die zich aan het vernielen en plunderen hadden schuldig gemaakt. Een verzoek om schadevergoeding en vervolging van de daders werd afgewezen. Toen zijn zoon na zijn dood de zaak opnieuw aankaartte werd hem te kennen gegeven dat hij, omdat zijn burgerrechten hem ontnomen waren, geen aanklacht kon indienen. Dat je dit als onrecht voelt, valt te begrijpen! Toch zijn er collaborateurs die een zelfde hard lot trof en die wel in staat waren de negatieve ervaringen onder woorden te brengen en te verwerken. Maar vaak kregen ze op een of andere manier een steuntje in de rug, wat het verwerken ten goede kwam.

Duidelijk is, dat vader hoe langer hoe meer zijn gram losliet op zijn vrouw en kinderen. Zijn vrouw verdedigde aanvankelijk de kinderen nog wel, maar kon niet tegen hem op. Zolang de meisjes nog thuis waren, viel er nog wel met elkaar te leven, ondanks de spanningen en de onverwachte driftbuien van vader. Daar waren de prachtige kerstfeesten en de heerlijke gezinsvakanties in de zomer. Maar toen de meisjes ouder werden en meer en meer een eigen weg wilden gaan, werd vaders hand in huis nog strakker. De jongste plooide, de oudste
rebelleerde. Toen ze toch uiteindelijk eigen gezinnetjes stichtten, kon hun moeder zich niet meer handhaven tegenover haar man en maakte een eind aan haar leven: zo nam ze tenslotte in haar laatste daad haar autonomie terug.

Toen zijn vrouw nog leefde had Charlottes vader nog wel aandacht voor zijn kleinkinderen, maar de later geborenen interesseerden hem niet. Zijn tweede vrouw wakkerde zijn kritiek op zijn dochters en hun gezinnen bovendien nog aan. Zo zag Charlotte geen andere weg meer dan een hoge muur tussen hem en zijn tweede vrouw en haar met haar gezin op te trekken, om haar kinderen tegen de negativiteit die van haar vader uitging te beschermen.

Charlotte is psychologe geworden, een voor de hand liggende keuze. In haar studie en in haar werk heeft ze geleerd hoe trauma’s worden overgedragen als ze niet bespreekbaar zijn en niet verwerkt worden. Ze bespreekt de theorieën en methoden van enkele psychologen die zich met trauma’s hebben beziggehouden, waarna ze het verhaal zonder onderbreking gewoon voortzet. Een aparte paragraaf waarin deze visies besproken zouden worden was handiger geweest, denk ik.

De uitgever heeft er een mooi boek van gemaakt: harde cover, het geschilderde portret van Charlotte op de voorkant – waarover nog een mooi verhaal in het boek voorkomt. De inhoud van het boek is boeiend en verdient zeker een grotere bekendheid. Jammer is dat de structuur van het boek te wensen overlaat. Er staan ook teveel herhalingen in. Dat haar vader uit angst opnieuw gearresteerd te worden na zijn aanvankelijke vrijlating enkele maanden per fiets Vlaanderen rond rijdt, komt twee keer vrij uitgebreid aan bod. En na weer een keer de constatering dat vader niet over de vernedering door de repressie is heen gekomen en dat heeft afgereageerd op zijn gezin, denk je onwillekeurig: nu weet ik het wel. Dat is heel jammer, want er staan heel mooie stukken in het boek. De schrijfster is op haar best in haar sfeertekeningen: de tuin van haar grootvader, de geborgenheid in het huis van haar andere grootmoeder.

Opvallend zijn de verschillen met de Nederlandse situatie: bendes die vlak na de bevrijding huizen van collaborateurs overvallen, vonnissen die – expres – in het Frans gesteld zijn, het vervallen van alle burgerrechten voor de collaborateurs. De contacten die tussen dezen zijn blijven bestaan – zoals blijkt uit hun aanwezigheid bij vaders tweede huwelijk. In Nederland kwam dat in beperkte mate voor. Contacten tussen de kinderen van de collaborateurs en zelfhulp voor hen ontbreekt in België. Indertijd zei Frans Jos Verdoodt, zelf een kind…mij, dat Belgen er weinig voor voelen om zo’n grote verantwoordelijkheid voor elkaar te nemen. Ze zijn minder geneigd dit soort organisaties op te richten.
GSB


ARCHIEF

ZOEKEN

EnglishGermanFrenchDutch