De periode 1931 – 1940

Lidmaatschap van de NSB
Hoewel de NSB bij de Nationale verkiezingen in 1937, behoorlijk wat stemmen behaalde, heeft zij er eigenlijk nooit echt bij gehoord. Met als gevolg dat ook de NSB-leden altijd buitenbeentjes zijn gebleven. Dit wil overigens niet zeggen dat sommige ideeën van de NSB en de Duitse nazi’s niet heel wat aanhangers hadden. Daarbij valt met name te denken aan anticommunisme, daadkracht, twijfel aan de democratie en aanpak van de toenmalige economische crisis. Maar sympathie hebben voor het fascisme, op afzonderlijke punten, was iets geheel anders dan feitelijk kiezen voor het fascisme. Een dergelijk kiezen was in Nederland des te problematischer vanwege de toenmalige verzuiling. De samenleving was immers ingedeeld in tamelijk starre blokken. Dus het overgaan van het ene naar het andere blok was zoiets als bewust kiezen voor sociaal isolement. Dat deed je gewoonweg niet. Deed je het toch, dan waren de gevolgen zeer groot, ook voor de kinderen. Zij hoorden er over het algemeen niet bij.

Vrijwel direct na de voor de NSB succesvolle verkiezingen werd de weerstand in de Nederlandse samenleving tegen het nationaal socialisme en de leden van de partij groter. Familieleden, buren, of vrienden namen afstand en kinderen merkten, dat ze bij hun vriendjes thuis niet meer welkom waren. Tineke spreekt van een vreemde gewaarwording: ‘Eerst gewoon bij mijn hartsvriendin en buurmeisjes thuis mogen komen (gezellig gezin) en later, zonder opgaaf van reden, niet meer welkom. Gevolg was dat ik dacht dat er iets aan mij mis was.’

Het NSB-lidmaatschap van een of beide ouder(s) had invloed op het gezin. Destijds werd menige vrouw aangeraden om hun man in zijn keuze te volgen. Zo werd bijvoorbeeld Yvonne’s moeder lid van de NSB op aanraden van haar schoonzus. Deze stelde, dat haar lidmaatschap beter was in hun huwelijk, zodat er geen onenigheid over zou ontstaan. Tineke zegt over het meningsverschil tussen haar ouders omtrent het NSB-lidmaatschap: ‘Mijn moeder hield er niet van dat hij zijn nek uitstak voor politiek. De enige ruzies die ik me tussen mijn ouders herinner gingen daarover. Voor mij betekende het dat de NSB iets was waar je niet naar moest verlangen.’

Waarom lid worden ?
‘Mijn vader was destijds politieman. Er was op een avond een zwangere werkster uit het water gehaald aan de rand van ons dorp. In de kranten werd geschreven dat ze waarschijnlijk zelfmoord had willen gepleegd. Mijn vader wist wel beter: ‘het was helemaal geen zelfmoord, het was moord’. Ook de welbekende en aanzichtvolle notabelen uit het dorp wisten hier meer van. Eén van hen had deze werkster zwanger gemaakt en heeft haar op brute wijze vermoord. Mijn vader hield zijn mond niet…’

‘Mijn vader liep na de oorlog in de steun. Hij vloekte en tierde als een getergd beest. Als die arrogante notabele zijn werkster niet zwanger had gemaakt, zou mijn vader misschien geen politiek misdadiger zijn geworden. Als die arrogante notabele zijn werkster niet zwanger had gemaakt, zou ik misschien nooit met een oranje strikje op mijn beschadigde schedel gelopen hebben. Als die arrogante notabele in de dertiger jaren die werkster niet zwanger had gemaakt, zou ik dit onbeholpen boek niet stiekem in de nachtelijke uren hoeven te schrijven. Als mij gevraagd wordt hoe het in godsnaam mogelijk is dat mijn vader ooit lid is geworden van “die partij” kan ik toch niet zeggen: er was eens een arrogante notabele die een werkster zwanger maakte en haar later heeft vermoord…’
Bron: P. Berserk, Boek – De Tweede Generatie, p. 54-55.

Isolement
De NSB-families raakten meer en meer in een isolement, zodoende hielden nieuwe leden hun lidmaatschap soms zoveel mogelijk geheim. Door dat stilzwijgen werd het isolement nog groter: men kon niet meer open, niet meer vertrouwelijk zijn. De kinderen voelden vaak aan dat er ‘iets’ was, maar wisten niet wat. Dat was verwarrend en leidde tenslotte tot geslotenheid en wantrouwen naar anderen.

In sommige plaatsen en streken in Nederland waar de NSB veel aanhang had, bijvoorbeeld in de grensstreken, was het sociale isolement dan ook veel minder dan elders.

‘Langzaam maar zeker begon ons gezin steeds meer te vervreemden van de wereld buiten de NSB. Het openlijk lidmaatschap van mijn ouders, de sterke mate waarin hun leven, naast hun godsdienst, door de politiek bepaald werd en de groeiende politieke polarisatie, waren factoren die ertoe bijdroegen dat we door steeds meer mensen gemeden werden… De kennissenkring van mijn ouders bestond na enige jaren alleen nog uit NSB’ers…

Ik klaagde wel eens tegen mijn ouders over de vijandige houding van de meester op school en mijn vader vond een “oplossing”. Hij vond dat ik maar eens in mijn Jeugdstormuniform naar school moest gaan en als de meester me dan zou wegsturen, moest ik zeggen dat ik geen andere kleding had. Zo kwam ik de volgende dag als een levend provocatieprojectiel op school. Maar het miste mijn vaders doel, de meester reageerde helemaal niet. De kinderen reageerden echter des te meer. Het was al moeilijk voor mij op school, maar nu had ik helemaal geen leven meer.’
Bron: Inge P. Spruijt, Onder de vleugels van de partij, p. 40 en 45-46.

Jeugdbeweging
Sommige ouders lieten hun kinderen lid worden van de nationaal-socialistische jeugdbeweging. Een aantal droeg het uniform met trots, het gaf hun een gevoel bij de ‘elite’ te horen. Anderen daarentegen vonden het een grote belasting omdat zij gemeden werden door hun klasgenoten of door de kinderen op straat, en door hen werden uitgescholden of gepest, aangevallen en vernederd.

Degenen die zelf volledig achter het lidmaatschap van de Jeugdstorm stonden, konden de pesterijen vanuit het superioriteitsgevoel benaderen: men stond boven dat domme gedoe, de negatieve benadering door de anderen raakte hen niet wezenlijk.

Kinderen die het op de bijeenkomsten van de Jeugdstorm plezierig hebben gevonden – de natuurwandelingen, de speurtochten, het zingen om het kampvuur – schamen zich daar later soms over, omdat zij zonder het overigens te weten, lid zijn geweest van een beweging die Europa in een verschrikkelijke oorlog heeft gestort. Toch wordt vaak met nostalgie teruggedacht aan de kameraadschap die verloren is gegaan, doordat deze naderhand door de buitenwacht als ‘fout’ werd gezien of doordat men zelf tot het inzicht gekomen was dat deze niet langer mogelijk was.

Veel kinderen die gedwongen lid waren van de Jeugdstorm schamen zich daar later over. Pijnlijk is het, dat zij, hoewel zij geen eigen keuze hebben kunnen maken, later wel op het lidmaatschap van de jeugdbeweging aangesproken werden en door anderen alsnog ‘fout’ werden verklaard. Naast schaamte is er ook een gevoel van machteloosheid: anderen, je ouders, beslisten over het lidmaatschap en de samenleving had na 1945 geen boodschap aan hoe de situatie werkelijk geweest was.

Door de verwarring, de uitsluiting, de pesterijen en het isolement werden zelfvertrouwen en zelfrespect ondermijnd. Sommige kinderen trokken zich helemaal in zichzelf terug om verdere pesterijen en uitsluiting te voorkomen. Anderen probeerden door klasgenoten of buurtkinderen geaccepteerd te worden, door vriendschap te ‘kopen’, bijvoorbeeld door zich overmatig aan te passen of door snoep uit te delen.

Motieven voor lidmaatschap
De gevolgen van de economische crisis zijn voor veel lotgenoten voelbaar geweest, doordat het gezin in financiële problemen kwam. Zoals zoveel gezinnen overigens. Het gevoel door de regering in de steek gelaten te worden, leidde tot kritiek en rancune en was voor de ouders vaak een aanleiding om lid te worden van de NSB. In de gezinnen van de leden die uit ideële motieven lid waren geworden – soms speciaal vanwege het nationalistische element, soms door het anti-communisme van de partij – zullen de gesprekken hierover vooral op de oudere kinderen van invloed zijn geweest; hoewel deze ‘indoctrinatie’ waarschijnlijk veel minder sterk geweest is dan ‘men’ na de oorlog dacht en waarop de autoriteiten hun beslissing tot heropvoeding baseerde.

Invloed van de gezinsomstandigheden
De sociale klasse van het gezin speelt bij de vorming van kinderen een belangrijke rol. Na de oorlog kwam een aantal NSB-gezinnen op een lagere trede van de maatschappelijke ladder terecht; dit is voor velen uiterst pijnlijk geweest.

De NSB was ook aantrekkelijk voor mensen die het niet voor de wind ging, voor hen die al met andere problemen zoals alcoholisme of geweld in het gezin te maken hadden. De kinderen uit zulk soort probleemgezinnen, kunnen later moeite hebben om te ontwarren, waar hun problemen mee te maken hebben: met de oorlog of met de huiselijke omstandigheden.

Kinderen die voor de oorlog, ondanks de gevolgen van het lidmaatschap van de ouders, een beschermde, prettige jeugd hebben gehad, hebben een basis die de meeste kinderen die tijdens de oorlog geboren zijn en meteen met de spanningen en de onzekerheid geconfronteerd werden, hebben moeten ontberen. Bij de verwerking van de aan de oorlogservaringen gerelateerde problemen kan dit veel verschil maken. Yvonne maakt duidelijk dat die bescherming, ook tijdens de oorlog een belangrijke rol bleef spelen: ‘Mijn ouders zijn tijdens de oorlog bij elkaar gebleven, ook toen ze augustus 1944 naar Duitsland vluchtten. Er waren wel ontberingen, maar als gezin bleven we bij elkaar. Vooral mijn moeder heeft daarvoor gezorgd.’

Het was ook leuk bij ons
‘‘t Was ook leuk bij ons thuis. Rost van Tonningen kwam bij ons eten, dan zat er weer een belangrijke persoonlijkheid aan tafel en er werd eindeloos gedebatteerd over politiek, altijd maar weer over politiek. Er was altijd een sfeer van geladen enthousiasme. Die sfeer was toentertijd heel vormend, maar daar heb ik nooit spijt van gehad. Maar later in ’46, toen was ik net 17 en m’n vader zat in de gevangenis, irriteerde het me wel dat…… Dan dacht ik bij me zelf na ‘hoe is het mogelijk dat hij dat allemaal geloofd heeft.’
Bron: Dick Woudenberg in een interview met Bibeb, Vrij Nederland van 25 april 1970.


ARCHIEF

ZOEKEN

EnglishGermanFrenchDutch