Het sociale isolement van de ex-NSB-gezinnen toont het echec van de verzoeningspolitiek. Het isolement maakte ook de relaties binnen het gezin er niet beter op. In de meeste gezinnen drukte het oorlogsverleden zwaar op de onderlinge verhoudingen. Tussen de beide ouders, omdat ze hun teleurstelling over zichzelf of de samenleving niet met elkaar konden delen. Omdat de vader geknakt uit het kamp was gekomen en zijn frustraties op zijn vrouw en kinderen botvierde. Of omdat de ouders elkaar verwijten maakten over hun keuzes in de oorlog. Precies dát wat de regering en de kerken wilden voorkomen gebeurde: er ontstond een aparte groep in de samenleving van achtergestelde en verbitterde mensen. Alleen kozen zij niet voor een nieuwe revolutionaire ideologie, zoals gevreesd, maar hielden ze zich grotendeels afzijdig van politiek.

In twee derde van de gezinnen werd over de oorlog met geen woord gerept, maar daardoor was die des te meer aanwezig. Wanneer er wel over de oorlog werd gesproken, was er slechts ruimte voor één versie: die van de ouders. Veel NSB-kinderen konden nergens terecht met hun vragen. In sommige gezinnen werd bijna elke emotie taboe. ‘Mijn vader kon zich alleen handhaven door zijn emoties af te sluiten,’ vertelt een 51-jarige vrouw uit Haarlem. ‘Dat heeft heel veel gevolgen gehad voor mijn eigen ontwikkeling.’ De afstandelijke houding van de ouders had zijn weerslag op de kinderen, die onderling vaak ook geen echte band ontwikkelden.

Zo kon elk gezinslid op zijn eigen eilandje zitten, ieder voor zich proberend de oorlog een plaats te geven. Voor de kinderen was dat des te moeilijker, omdat zij vaak niet konden begrijpen dat hun ouders iets verkeerds hadden gedaan. Soms nog steeds niet. ‘Mijn vader was een erg lieve man voor mij. Dat maakt het allemaal zoveel ingewikkelder,’ schrijft de eerder genoemde Amsterdamse. Dit dubbele sociale isolement – buiten én binnen het gezin – schaadde de ontwikkeling van de kinderen. ‘Omdat ons gezin geïsoleerd leefde, ben ik mensenschuw geworden,’ noteert C. Germs. Driekwart van de respondenten heeft bij het aangaan en onderhouden van persoonlijke relaties nu nog last van het verleden. Terugkerende thema’s zijn onzekerheid, wantrouwen jegens de goede gezindheid van anderen en een onvermogen adequaat om te gaan met gevoelens.

De sociale angst wordt gevoed door negatieve reacties van buitenstaanders. Zo schrijft een 43-jarige maatschappelijk werkster uit Jisp: ‘Mijn collega, een dochter van een Duitse verzetsman, maakte me helemaal met de grond gelijk bij een evaluatie. Iedereen sprak er schande van, maar niemand deed iets en ik raakte mijn werk kwijt.’ Een 60-jarige oud-ambtenaar uit Wedde kreeg op haar werk te maken met aantoonbare discriminatie. ‘Toen ik door hard werken opklom tot een hogere functie, kwamen de problemen en in 1989 ontaardde dat in een arbeidsconflict, waarbij ook een collega met dezelfde achtergrond werd betrokken. Bij de stukken voor de rechtszaak kwam de zinsnede voor: “Die NSB’ers moeten er nu maar eens uit.” Samen kregen we toen ontslag.’

Zelfs partners laten zich soms van hun meest bevooroordeelde kant zien. Een 66-jarige vrouwelijke respondent uit Zwolle: ‘Mijn eerste partner reageerde aanvankelijk begripvol, later achterdochtig en vijandig. “Je kunt wel zien uit wat voor nest je komt” was een veel gebezigde uitdrukking.’ Er zijn dan ook NSB-kinderen die hun achtergrond tot op de dag van vandaag geheimhouden.
Door: Bas Kromhout
Bron: Historisch Nieuwsblad


ARCHIEF

ZOEKEN

EnglishGermanFrenchDutch