Auteur Elisabeth Dempewolf
Uitgeverij Aspekt
Taal Nederlands
Pagina’s 346
Datum 14 juni 2024
ISBN 9789464871944
Samenvatting
Eind 1948 werd de driejarige Elisabeth, door haar biologische ouders weggehaald bij haar geliefde Duitse grootouders. Net in Nederland, werd haar door buurvrouwen toegeschreeuwd: ‘Geen enkel Duits kind heeft recht op leven’. Als God haar niet wil laten ruilen met vermoorde Joodse kinderen, denkt ze dat ze van hem de oorzaken van de Holocaust moet gaan onderzoeken.
Als moeder van drie studeerde Elisabeth aan het Humanistisch Opleidingsinstituut, kwam bij Herkenning terecht en kreeg voor deze werkgroep de leiding in Brabant. Daarna bezocht ze bijeenkomsten van de universiteit van Wuppertal (met de universiteit van De Negev als gast) en de zelfhulpgroep van hoge nazikinderen die eruit voortkwam. Later zat ze in de voorbereidingsgroep voor de oprichting van KOMBI (kinderen van de oorlog), was bestuurslid en organiseerde tevens landelijke bijeenkomsten voor half Duitse mensen.
Naast haar strijd tegen vooroordelen en discriminatie, leefde Elisabeth in een spagaat: Haar Duitse helft behoorde te verwerken, terwijl haar Nederlandse helft zich te houden had aan het taboe op oorlog en Holocaust. Het was Elisabeths droom om bruggenbouwer te zijn en haar twee landen te verbinden.
Toevoeging van de schrijfster
“Nu de Duitse vertaling van mijn boek ‘Geen enkel Duits kind heeft recht op leven’, klaar is, heb ik tijd om uitleg te geven over het gebruik van het pseudoniem ‘Elisabeth Dempewolf’. Die uitleg is vooral voor de Nederlandse uitgave en dan met name voor Herkenning belangrijk, omdat het gebruik van een pseudoniem suggereert, dat ik me aansluit bij het familiegeheim dat veel mensen van Herkenning nodig vonden.
Dat is echter niet het geval – iedereen mag gewoon weten dat ik de auteur ben.
Maar vroeger gebruikte ik drie familienamen achter elkaar om mijn identiteit/geschiedenis samen te vatten:
Rehbein mijn geboortenaam,
Aaldijk mijn meisjesnaam,
Groeneveld de naam die ik als gehuwde vrouw had.
Met alle drie zijn er problemen:
de naam Rehbein verloor ik toen ik door mijn biologische vader werd geëcht;
de naam Aaldijk gebruik ik met grote tegenzin, want deze herinnert me aan het geminachte meisje dat zowel in haar gezin als in de samenleving niet welkom was;
de naam Groeneveld gebruik ik ondanks de echtscheiding, omdat ik mijn kinderen als mijn enige familie in Nederland zie, maar om die als auteursnaam te gebruiken, voelde niet correct.
En toen dacht ik aan mijn geliefde Duitse grootmoeder:
Elisabeth Dempewolf.
Zonder deze grootmoeder zou ik niet overleefd hebben en bovendien nam ik haar vele vragen over de Duitse geschiedenis van haar over. Die vragen vormden, naast mijn afspraak met God en de Joodse kinderen uit de Holocaust, het fundament voor mijn ontwikkeling en voor dit boek.
Haar naam op mijn boek te zien staan maakt mij gelukkig.”