Inherent aan de miskenning door de anderen is het gevoel bij de kinderen van foute ouders buitenstaander te zijn – er niet bij te horen, nooit, nergens. Uit zelfredding kon men vaak niet veel anders doen dan van de nood een deugd te maken en het buitenstaander schap cultiveren. Het was voor henzelf en hun omgeving zelden een onverdeeld genoegen.

Bekentenis van een Rembrandt-specialist
‘Toen ik later als student in de 60-er jaren ‘Vrij Nederland’ ging lezen en zelf een kritische houding ontwikkelde tegenover alles en iedereen, ben ik mijn ouders hun keuze kwalijk gaan nemen. Niet dat het gebeurd was, maar dat ze daarna niet duidelijk stelling hadden genomen op zo’n manier dat wij, kinderen, minder belast door het leven hadden kunnen gaan. Het is toen tot een echte breuk tussen mij en mijn ouders gekomen. Ik ben verdwenen uit hun leven, zonder dat iemand het wist en naar Amerika gegaan om te schilderen en te zwerven. Ik was toen ongeveer achtentwintig jaar. Het was alsof een storm in mij tot uitbarsting was gekomen. Later heb ik weer, van harte, vrede met mijn ouders gesloten, ze waren immers niet meer dan minieme klontjes in de troebele soep van de wereldgeschiedenis. Ik ben vele malen in therapie gegaan. Voor een kind en een jong volwassene, en nog lang daarna, is het heel zwaar om nergens bij te mogen horen. Ik mocht er eigenlijk niet zijn, ik behoorde, vond ik, tot de mensen die geen enkel recht hadden. Dat gevoel heb ik eigenlijk nog steeds. Ik beroep me ook nu nooit op een recht dat ik zou hebben. Ik heb ook grote moeite me Nederlander te noemen. Er is een moment gekomen dat ik het stilzwijgen wilde verbreken en in de openbaarheid wilde treden. Er was maar steeds die beschuldigende stem, die zei wat ik altijd meende te horen in de

gedachten van anderen: ‘als je vader fout was, dan ben jij zelf ook fout, voor altijd besmet.’ Toen ik probeerde hoogleraar kunstgeschiedenis te worden, voelde ik me schuldig tegenover de sollicitatiecommissie, dat ik niet had opgebiecht dat mijn vader ‘fout’ was geweest. Dat was natuurlijk onzin, je hoeft het niet als volwassen mens over je ouders te hebben. Maar dat zo diep in mij.
(Bron: Ernst van de Wetering in Alie Noorlag: Een leven lang gezwegen, p. 188)

Ouders zonder vrienden
‘Mijn ouders hadden weinig vrienden. Ik herinner mij nog goed bij welke gelegenheid het mij, 12-jarige, geel duidelijk werd hoe geïsoleerd wij leefden in die drukke volksbuurt. Het was een zomeravond. Ik lag al lang in bed maar zoals gewoonlijk kon ik niet slapen. Bovendien was het nog steeds licht. Plotseling hoorde ik buiten vrolijke stemmen. Blij met deze afleiding sloop ik stilletjes mijn bed uit en ging op mijn knieën voor het open raam liggen. Een hoop gelach en geroep kwam van de melkboer vandaan, aan de overkant van de straat. Het licht in de melkwinkel was aan en wie stonden daar tot mijn verbazing? Mijn vader en moeder. En ze stonden te lachen en te praten met de melkboer. Dat was uniek! Ik dook gauw mijn bed weer in, bang dat mijn moeder mij voor het open raam zou zien. Nog lang bleef ik wakker, geschokt door het besef hoe weinig contact mijn ouders hadden met de mensen om hen heen.’
(Bron: Mieke de Bree: Het vreselijke zwijgen p. 20)


ARCHIEF

ZOEKEN

EnglishGermanFrenchDutch