Bleekneusjes in Horní Bradlo, Annie Zevenbergen uit Rotterdam verteld
De Duitse bezetting betekende voor menigeen een gedwongen scheiding van hun dierbaren. Sommigen geraakten in gevangenschap, anderen moesten gedwongen hun huis achterlaten. Het NIOD is in het bezit van enkele briefwisselingen die illustreren hoe de getroffenen met hun lot omgingen. Komende tijd licht het NIOD er een paar uit. Vandaag: Annie Zevenbergen uit Rotterdam (1933).
De 11-jarige Annie Zevenbergen ging op 7 juni 1944 met vakantie samen met heel veel andere stadse bleekneusjes naar het Boheemse Horní Bradlo. De nationaalsocialistische Nederlandsche Volksdienst organiseerde gedurende de Duitse bezetting deze zogeheten kinderuitzendingen (in het Duits Kinderlandverschickung) met als doel “de verzorging van alle Nederlanders, uit een oogpunt van de zorg voor het volk en de welvaart”.
Het waren vooral Duits-vriendelijke ouders die hun kinderen op deze door de overheid gesponsorde reizen stuurden. Toch was – net zoals Annie’s ouders – niet iedereen lid van de NSB. Dat daags voor het vertrek van de kinderen de geallieerden in Normandië waren geland, was blijkbaar voor de ouders geen reden de reis af te blazen. De ‘vakantie’ zou door de oorlogsomstandigheden wat langer duren dan zij hadden gedacht.
Vanaf oktober werden de kinderen ondergebracht in het dorp “Osseg” (Osek), in het noorden van het huidige Tsjechië. De kinderen kregen heimwee. De temperatuur daalde, maar vanwege de voorspelende oorlog konden ze niet naar huis. Het was niet veilig om te reizen en alle treinen waren in gebruik voor het transport van militairen. De oudere meisjes moesten werken. De jongere bleekneusjes kregen onderwijs van twee Nederlandse SS’ers die volgens Annie “erg streng” waren.
Op 7 mei 1945 vluchtten Annie met zestig andere meisjes en enkele begeleidsters voor de Russen. Dat mislukte. De kinderen werden door de Russische soldaten met rust gelaten, maar voor de volwassen vrouwen werd het “een horrornacht”. Vervolgens kwam de groep na veel omzwervingen en ontberingen, waaronder nare ervaringen met (soms agressieve) mensen uit concentratiekampen en dolle ritten met Amerikaanse chauffeurs, precies een jaar na vertrek op 7 juni 1945 terug in Rotterdam. Daar trof de broodmagere Annie haar familie aan. Voor de kinderen van NSB’ers was dat vaak anders. Hun ouders waren geïnterneerd en broertjes en zusjes werden vaak maanden apart van elkaar ondergebracht.
Annie’s moeder zei in 1945 dat ze haar ervaringen moest opschrijven. Dat deed ze destijds niet. Toen ze later op zoek ging naar haar toenmalige reisvriendinnen deed ze dat wel. Met Stientje en Ina is Annie in 2008 terug geweest naar Horní Bradlo en Osek.
Annie schreef er een leuk boekje over, dat nu in het bezit is van het NIOD, samen met de brieven die ze eind 1944 naar huis schreef.
De brieven en het boekje ‘Annie’s terugreis’ zijn ondergebracht bij het NIOD in ‘Archieven en Collecties’.